Feuilleton wo2

Wereldoorlog II


De Brug I Aflevering voorgeschiedenis

Dr. Iet Erdtsieck

De oorzaak van de Tweede Wereldoorlog ligt voor een groot deel in de Eerste Wereldoorlog, waar de geallieerden tijdens vredesbesprekingen zulke strenge maatregelen aan Duitsland oplegden, dat deze later door Adolf Hitler werden misbruikt om andere landen aan te vallen en te veroveren. De recessie die wereld in de jaren dertig had getroffen werkte daarbij in zijn voordeel. Ook in Nederland was grote armoede en werkloosheid. Dat bracht mensen ertoe zich in 1933, het jaar dat Hitler aan de macht kwam, bij hem aan te sluiten. Nederland bestreed de werkloosheid, onder minister-president Hendrik Colijn, door te bezuinigen, verschrikkelijk te bezuinigen. Ook wilde Colijn de gulden hard houden, dat had tot resultaat dat de Nederlandse producten (te) duur werden voor het buitenland, met gevolg dat steeds meer fabrieken moesten sluiten en men massaal werkloos werd. Ook in Kampen vielen ontslagen bij de pannenfabriek van Berk en de sigarenfabrieken La Bolsa en Smit & ten Hove. Er braken stakingen uit voor beter loon, doordat ook de lonen elke keer werden verlaagd. Veel arbeiders werden ontslagen. Eind december 1935 telde Kampen 1095 werklozen. Ook mijn opa trof dit lot. Hij werkte in de dertiger jaren van de vorige eeuw bij Berk, net als heel veel andere Kampenaren. Elke vrijdag was hij bang dat hij bij het groepje zou horen dat ‘gedaan kreeg’. Toen dat gebeurde zei hij tegen mijn oma: `Ik bin derbej Griet’, en barste in huilen uit. Het gezin van mijn grootouders kwam enige tijd in de bijstand, wat wil zeggen dat zijn bonnen kregen om in bepaalde winkels daarvoor voedsel te krijgen, zoals nu mensen producten ontvangen van de Voedselbank. Allemaal heel zichtbaar en daar schaamde men zich voor. Ook moesten werklozen iedere dag stempelen, dat wil zeggen zich melden bij het arbeidsbureau, waar men aan een loket een stempel in zijn kaart kreeg, om te voorkomen dat er zwart werd gewerkt. Mannen stonden in lange rijen voor dat loket, zichtbaar voor iedereen. Vaak werden ze door de medewerkers van het bureau onbeschoft behandeld. Men moet deze voorgeschiedenis kennen om te begrijpen, dat toen Anton Mussert de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) oprichtte, mensen dachten dat deze partij een einde zou maken aan het kapitalistische systeem, wat in veler ogen deze massale werkloosheid had veroorzaakt. Toen de NSB in 1933 in Kampen werd opgericht sloten zich 30 mensen aan. Op 10 mei 1940, toen Hitler Nederland binnenviel, telde de NSB in Kampen 64 leden, waaronder 10 gehuwde vrouwen. Er is een duidelijk verschil tussen deze NSB’ers en degene die zich na mei 1940 aansloten bij de NSB. De eersten waren lid geworden, omdat zij geloofden dat het nationaal-socialisme een betere wereld zou voortbrengen. De laatste waren de zogenaamde ‘brood’ NSB’ers, die lid werden van de NSB om er beter van te worden. Zo was bijvoorbeeld de latere burgemeester jonkheer ir. Edward Floris Sandberg een brood NSB’er. Hij werd lid in 1940, op aanraden van zijn vader, die adviseur van Mussert was. Het was ook zijn vader die hem in 1942 aan de burgemeesterszetel in Kampen heeft geholpen. Vader Sandberg zelf was uit overtuiging lid van de NSB net als de 64 Kampenaren. De NSB’ers die voor of in de oorlog lid werden zijn te herkennen aan het zogenaamde stamnummer dat ze kregen. Voor de oorlog was dat nummer lager dan 100.000 en in de oorlog hoger. Vader Sandberg had in Zuid-Afrika aan de zijde van de Boerengeneraal Louis Botha tegen Engeland gevochten in de zogeheten Boerenoorlog. Bovendien weet hij het verlies van zijn geld in de recessie aan het kapitalistische systeem. Dat was een goede mix om Hitler te omarmen. Door zijn voorgeschiedenis en invloed bij Mussert kwam zijn zoon Edward als burgemeester in Kampen terecht. De stad heeft onder deze burgemeester geleden, maar dat hoort u in de volgende aflevering.

De Brug II Aflevering Uitbreken oorlog.

Dr. Iet Erdtsieck

Op 10 mei 1940 vielen Duitse troepen ons land binnen. Eigenlijk was dat geen verrassing. De Tweede Wereldoorlog was al in september begonnen, toen Duitse troepen Polen binnentrokken. Ondanks Hitlers beloften, dat hij de Nederlandse neutraliteit zou eerbiedigen, nam de regering maatregelen en waren er militairen op strategische punten in het land opgesteld. Men hoopte bijvoorbeeld dat de waterlinie de Duitsers zou tegenhouden, maar die vlogen er over heen om Rotterdam en Den Haag te bombarderen. De NSB (Nationaal-Socialistische Beweging) werd een verdachte partij. Toen de oorlog uitbrak werden de NSB’ers in het hele land opgepakt, ongeveer 10.000. Ook in Kampen werden NSB’ers gevangen genomen, omdat men bang was dat ze Nederland in de rug zouden aanvallen. De toestand was chaotisch. Leiding ontbrak, want de regering, waaronder het staatshoofd, was naar Engeland gevlucht. Ook het Kamper politiecorps pakte NSB’ers op. Zij werden van huis opgehaald en te voet met een gewapende escorte naar het bureau aan de Botermarkt gebracht. Soms met de bajonet op het geweer, nadat er eerst huiszoeking bij hen was verricht, waarbij men vooral zocht naar wapens. In Kampen werden gevangen genomen: De Duitse Fraulein Frida Küper en de NSB’ers A. Gort, D. Kwakkel, A. Beuker, A. Brands, C. J. Bakker, A. de Klerk, L. H. J. Barneveld, A. Brandenburg, A. Brand, W. H. Uiterwijk, H. J. H. Westerhof, M. Woning en R. Woning. In de loop van de morgen verscheen een bus bij het politiebureau, die al vol zat met NSB’ers uit de regio. Voor de bus vertrok in westelijke richting, verscheen politiecommissaris Willem van der Drift in de bus. Hij was hevig geëmotioneerd en schold de NSB’ers uit met de woorden:’Landverraders, jullie moeten eigenlijk tegen de muur worden gezet’. Van der Drift droeg de begeleiders –twee politieagenten en twee marechaussees- op, bij een Duitse vliegtuigaanval de NSB’ers neer te schieten. De Duitse Frida Küper werd door de commissaris voor komend behandel. Tegen haar zei hij:’U zijt mijn arrestant, daar U Duitscher zijt’. De meeste Kamper NSB’ers werden naar Rotterdam vervoerd en kwamen daar in de bombardementen terecht van latere bezetter. Zij waren doodsbang. De Kampenaren brachten tot 14 mei de tijd door in gevangenschap. Zij zaten op stoelen of op de grond, hadden nauwelijks te eten en te drinken. Zowel de bewakers als de arrestanten waren bloednerveus. De bewakers liepen rond met getrokken revolvers, om ontvluchtende gevangenen neer te schieten. In de chaos die ontstond door de bombardementen konden de NSB’ers wegkomen en kwamen uiteindelijk in een geheel verduisterd Kampen terecht, waar zij zich meldden aan het politiebureau. De oorlog was over en de bezetting begon. Het is moeilijk na te gaan hoeveel NSB’ers Kampen telde in de oorlogsjaren. Er zijn wel lijsten, maar die zijn vaak ongedateerd en onvolledig. Op sommige staan 173 namen op andere iets meer of minder. Wel duidelijk is dat naarmate de oorlog vorderde de NSB groeide. De Kamper afdeling van de NSB telde meer vrouwen (kameraadskes) dan mannen (kameraden), wat landelijk gezien ongewoon was. Op een lijst staan 173 namen, daar zijn 106 vrouwen onder en 67 mannen. Waarom zoveel vrouwen lid werden is niet duidelijk, want de functies die wat voorstelden werden door mannen ingenomen. Dus een emancipatiemiddel was het zeker niet. Opvallend is de toename van jonge vrouwen, geboren tussen 1920 en 1927, die na 1940 tot de Beweging toetraden, terwijl voor het uitbreken van de oorlog er geen enkele ongehuwde vrouw lid was. Verliefd op Mussert, gegrepen door de ideeën van het nationaal-socialisme of gewoon opportunistisch, omdat het lidmaatschap voordelen en een zekere macht met zich meebracht. Veel van deze jonge vrouwen zullen na 17 april 1945, als Kampen is bevrijd de prijs voor hun keuze betalen. Zij zullen vernederd en kaalgeknipt, aan het volk worden getoond. Daar leest u later meer over.
 

De Brug III Eerste oorlogsjaren

Dr. Iet Erdtsieck
Na vier dagen oorlog, waaronder de verschrikkelijk bombardementen op Rotterdam, capituleerde Nederland. De Duitse overmacht was te groot geweest. De bevolking was bang wat het optreden van de Duitsers zou brengen. Dat viel het eerste jaar erg mee. De politiek van Duitse zijde was een voorzichtig optreden om de Nederlanders niet tegen zich in het harnas te jagen. Wel werden zowel de Eerste als Tweede Kamer ontbonden en ook Provinciale Staten kwamen niet meer bijeen. Alleen de gemeentebesturen hebben nog een jaar gefunctioneerd. Er was nog maar een politieke partij: de NSB.
   In Kampen moest burgemeester Herman Oldenhof zijn houding bepalen. Oldenhof was  in 1936 tot burgemeester van Kampen benoemd. Hij was lid van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en sterk Oranjegezind. Op 18 juni 1940 vergaderde de Kamper raad voor de eerste keer na het uitbreken van de oorlog.  Oldenhof herdacht in deze vergaderingen de mannen die gevallen waren in de oorlog. Hij zei dat het staatshoofd haar plaats niet uit lijfsbehoud had verlaten, maar uit staatsbelang. Oldenhof voegde daar aan toe: ‘God zegene onze Koningin en haar Huis en doe ons biddend verbeidende de tijd van hereniging’. Een moedige daad.
   De NSB in Kampen kreeg het dus voor het zeggen. De 15 NSB’ers, die door politie commissaris Willem van der Drift waren opgepakt en naar Rotterdam waren vervoerd, zochten genoegdoening. Zij wilden vergoeding voor het hen aangedane leed en de door hen  gemaakte onkosten om uit Rotterdam weer thuis te komen. Inderdaad hebben ze, onder druk van Duitse zijde, een schadevergoeding ontvangen, wel veel minder dan de NSB’ers hadden gedeclareerd.
   De meeste Kampenaren merkten aan den lijve, niet veel van de bezetter, behalve twee groepen: Joden en vrijmetselaren. De Joodse Kampenaren, een veertigtal, kregen al snel te maken met de pesterijen van de bezetter. Ze mochten bijvoorbeeld geen dienst meer doen bij de Luchtbescherming, Joodse handelaren werden verdreven van de Zwolse veemarkt en Joodse ambtenaren werden uit overheidsdiensten verwijderd. Later werden het Joodse kinderen om Kamper scholen te bezoeken, zij gingen  naar aparte Joodse scholen in Zwolle.  Er kwamen in het plantsoen bordjes: Verboden voor Joden.
   Ook de Kamper vrijmetselaren, leden van de in 1770 gestichte loge Le Profond Silence  waren al in mei 1940 direct het slachtoffer van de bezetter. Hun loge werd leeggeroofd en het gebouw zelf werd door de bezetter verkocht aan derden. Hun tegoeden werden geconfisqueerd. En het werd hen ten strengste verboden om als vrijmetselaar bijeen te komen. De broeders van Le Profond Silence hebben na de oorlog hun eigen logegebouw van de toenmalige eigenaar terug moeten kopen.
    In 1942 toonden de Duitsers hun ware gezicht. Politieagenten zoals Pieter Kapenga, die weigerden Joden op te pakken werden gearresteerd en in concentratiekampen opgesloten. Commissaris Van der Drift werd ontslagen evenals burgemeester Oldenhof, die uit Kampen werd verbannen en werd opgesloten in de strafgevangenis in Scheveningen (Oranjehotel). Er kwam een nieuwe burgemeester in Kampen en wel de NSB’er jonkheer ir. Edward Floris Sandberg. Slechter had Kampen het niet kunnen treffen, want Sandberg had het voornemen van Kampen een nazi-gemeente te maken.  Daarvoor zette hij NSB’ers op belangrijke posten in het gemeentelijk apparaat, benoemde hij NSB’ers in het onderwijs en onderdrukte hij de kerken. Maar eerst werd hij als burgemeester geïnstalleerd, gekleed in het uniform van de SS (Schutz Staffel). Maar lekker ging de installatie niet. Loco-burgemeester Coenraad van den Noort  weigerde om Sandberg de ambtsketen om te hangen, dus deed Sandberg dit zelf. Secretaris Hendrik Bakker las onder bedreiging van de bezetter (Sischerheitsdienst) de benoemingsakte voor. De Jeugdstorm en WA (Wehrabteilung)   marcheerden door de stad ter meerdere glorie van Sandberg (Hier zijn foto’s van). Volgende keer de achtergrond van  Sandberg en zijn optreden.
 
 
De Brug IV Achtergrond Sandberg

Dr. Iet Erdtsieck
Burgemeester Edward Sandberg  was van adel. Hij voerde de titel van jonkheer. Zijn eerste huwelijk sloot hij met jonkvrouwe Maria Emilie de Jonge. De Sandbergs verloren hun geld, doordat hun beleggingen  na de Eerste  Wereldoorlog niets meer waard waren. Vader dr. Christoph Sandberg was zo arm geworden, dat zijn zoon Edward de universitaire studie Werktuigbouwkunde niet kon afmaken. Dr. Sandberg weet al deze tegenspoed aan het kapitalistische systeem. Edward Sandberg ging in 1922 als werkstudent naar München en studeerde daar aan de Technische Hogeschool. Gediplomeerd vertrok hij in 1925 naar Indië  (Indonesië). Hij vond een baan  als chemicus op een suikerfabriek en trouwde . Zijn carrière was weinig succesvol. Sandberg verloor zijn werk, zijn huwelijk strandde en hij kwam berooid terug in Nederland.
De vader van de latere burgemeester Sandberg, Christoph Sandberg,  was adjudant geweest van generaal Louis Botha. Dat was de generaal, die vocht tegen de Engelsen in De Boerenoorlogen (1880-1902) in Zuid-Afrika. In die oorlog bouwde Sandberg senior zijn haat tegen de Engelsen op. Toen de NSB  in Nederland werd opgericht,  meldde Sandberg zich aan en werd de adviseur van Anton Mussert. Hij was een principiële NSB’er, die ook na de oorlog geen spijt had van zijn keuze.
   Zijn zoon Edward was een heel andere persoonlijkheid. Hij gaf graag anderen de schuld van zijn falen. Edward Sandberg verweet bijvoorbeeld zijn schoonmoeder, die vier maanden bij het gezin op bezoek kwam, zijn mislukte huwelijk. Bovendien gaf hij zijn vrouw de schuld van de scheiding, omdat zij ‘intimiteiten deelde’ met zijn ongehuwde collega’s. Ook van zijn baan maakte hij geen succes. Hij maakte met veel mensen ruzie en werd ontslagen. Gedesillusioneerd naam hij de boot naar Nederland op een ticket 4de klasse.    
  Terug in Nederland gaf -de latere burgemeester van Kampen- rijlessen om in zijn onderhoud te voorzien. In 1936 ging het hem beter. Hij studeerde af als ingenieur en vond een baan als tijdelijk leraar aan de Koloniale Landbouwschool in Deventer. En Edward Sandberg vond weer een vrouw, niet van adel, maar wel 18 jaar jonger.
  In 1940, na de inval van de Duitsers in Nederland, werd hij op aandringen van zijn vader, lid van de NSB (Nationaal- Socialistische Beweging) en in 1942 lid van de SS (Schutz Staffel).  
   In 1941 had Edward Sandberg het tot waarnemend kringleider van de NSB in Deventer gebracht. In deze functie ontspoorde hij, in de nacht van 25 op 26 juli 1941, volledig.  In deze nacht sloeg een grote groep NSB’ers, onder leiding van Sandberg, gewapend met breekijzers, knuppels en bijlen de ruiten in van de synagoge in Deventer. De groep brak de toegang tot de synagoge open, trapten de banken in elkaar, sloegen de Heilige Arke kapot, verscheurden wetsrollen, vernielden koperwerk en sneden kleden aan stukken. Toen Sandberg later bij zijn strafproces over dit feit werd onderhouden gaf hij anderen de schuld.
  Inmiddels was Sandberg zo fanatiek geworden, dat hij in uniform voor de klas stond. Tijdens zijn strafproces werd duidelijk, dat hij studenten van de Koloniale Landbouwschool door de SD (Sicherheitsdienst) had laten arresteren. Deze studenten, een vijftigtal, hadden in de Deventer binnenstad, gedemonstreerd tegen de Jodenvervolging. Zij droegen een ster, als protest tegen  de Duitse maatregel, die het Joden verplichte een ster te dragen.  De studenten zaten, door Sandbergs toedoen, enige tijd gevangen in kamp Amersfoort.   
   Mei 1942 werd Sandberg burgemeester van Kampen. Tot vreugde van hem zelf en zijn familie. De districtsleider van de NSB in Overijssel, W. R. Jager deelde dit enthousiasme niet. Hij waarschuwde Sandberg met de woorden: ‘De meeste inwoners [van Kampen] zien U met bitterheid komen en beschouwen u eigenlijk als een figuur die hen zal belagen’. Een waar woord, want Sandberg belaagde en onderdrukte de burgers van Kampen op brute wijze. Hoe, dat leest u in de volgende aflevering. Zie ook www.ieterdtsieck.nl
 
 De Brug V. Nazificering  gemeentelijke instellingen

Dr. Iet Erdtsieck
Toen Sandberg, in 1942, door de bezetter was benoemd tot burgemeester van Kampen, kreeg hij vrij spel om de stad te nazificeren. Eigenlijk was dat vrij simpel. De gemeenteraad van Kampen was, zoals alle gemeenteraden in Nederland, in 1941 ontbonden en na verloop van tijd namen de Kamper wethouders één voor één ontslag. Sandberg kreeg mede daardoor invloed op alle gemeentelijke instellingen, zoals alle ambtenaren in gemeentedienst, al het openbaar onderwijs, het Stadsziekenhuis, het Weeshuis, de Leeszaal en de Stadsgehoorzaal. De burgemeester trachtte invloed op het Kamper ambtenarenapparaat te verwerven door NSB’ers op belangrijke posten in het gemeentelijk apparaat te benoemen of plaatsen daarin te creëren. Ook stelde hij NSB-regenten  aan over  het Stadsziekenhuis en het Weeshuis. Tevens benoemde hij NSB-docenten in het openbaar onderwijs.
   Vanaf zijn benoeming  tot aan de bevrijding, heeft het overgrote deel van de Kamper ambtenaren zich (lijdelijk) verzet tegen de maatregelen van Sandberg. Dat begon al toen de burgemeester alle kosten van zijn installatie tot burgemeester op de gemeentelijke begroting zette, ook de reiskosten van de Duitsgezinde organisaties die hij had uitgenodigd  bij zijn installatie. Uiteindelijk moest hij de reiskosten  uit eigen zak betalen.
   Kampen kende bij Sandbergs aantreden slechts drie NSB-ambtenaren. Hij  benoemde  nog eens 29 NSB’ers. De invloedrijkste waren: N. G. Christoffels,  hoofd van de Distributiedienst; J. Boesveld, opperluitenant van Politie; J. v. d. Velde, hoofd Sociale Zaken (een gecreëerde baan) en G. A. Hak, hoofd van de Centrale Keuken (gaarkeuken). NSB’er A. E. Roest van Limburg (die een tijdje waarnemend burgemeester van Kampen zou worden), was al lange tijd  directeur Gemeentewerken.     
   Lastiger was het voor Sandberg om greep op het openbaar onderwijs te krijgen, omdat hij dan ook te maken kreeg met de Inspectie van het onderwijs. Het lukte de burgemeester echter om G. G. Dilling  aan lagere school A voor de klas te krijgen. Dilling was een  notoire  nazi. Op  lagere school D. gaf de NSB’er Joh. Bonhof les. Ook het gemeentelijk lyceum ontkwam niet geheel aan nazificatie. Benoemd werden, ondanks tegenwerking van directeur C. G. B. Ten Kate, W. C. Bakker en J. Besse. De laatste slechts voor korte tijd. Directeur Ten Kate schoof handig in het lesrooster, met als gevolg dat Besse heel weinig lesuren overhield en vertrok.      
   Het christelijk onderwijs kon Sandberg buiten de deur houden, doordat onderwijzers zich konden beroepen op hun schoolbesturen. Uiteindelijk durfde Sandberg deze niet aan te pakken, ook al omdat dit van Duitse zijde werd afgeraden. In het gehele christelijk onderwijs in Kampen werkten twee NSB’sters: de gezusters A. A. van Dijk en K. van Dijk. Zij konden pas bij de bevrijding door de  Hervormde schoolvereniging worden ontslagen. Zij werden door de POD (Politieke Opsporingsdienst) of BS ( Binnenlandse Strijdkrachten) in 1945 opgepakt en geïnterneerd in de Van Heutszkazerne.
   Over de intimidatie van de ambtenaren en het onderwijs heeft adjudant van politie, Pieter Kapenga, een rapport geschreven.  Daarin staat hoe Sandberg te  werk ging om de jeugd van Kampen voor zijn nationaal-socialistische gedachtegoed te winnen. Op een gegeven moment liet hij bij alle scholen een brief bezorgen, waarin hij sommeerde, dat de onderwijzers van alle lagere scholen en de leraren van al het vervolgonderwijs, met hun oudste, respectievelijk jongste leerlingen, binnen het uur, in de Buitensociëteit werden verwacht. Het ging dus om alle Kamper 12- tot 14-jarigen. Daar aanwezig werden de leerlingen toegesproken door  persvoorlichter Max Blokzijl (na de oorlog geëxecuteerd). Genoemde onderwijzer Dilling riep de kinderen op ongehoorzaam te zijn aan hun onderwijzers en de nazistische leer te omarmen. De onderwijzers van de christelijke scholen kwamen niet, met de smoes, dat hun schoolbesturen het verboden, het lesrooster zomaar te veranderen. Volgende keer de houding van de kerken en andere instellingen. Zie ook www.ieterdtsieck.nl
 
 
De Brug VI Onderdrukking kerken

Dr. Iet Erdtsieck
De kerken en andere instellingen ontkwamen niet aan Sandbergs regelzucht. Al voor het uitbreken van de oorlog hadden de synodes van Gereformeerde kerken en  in mindere mate de die van de Hervormde kerk stelling genomen tegen de nationaal-socialistische ideologie. Evenals het Nederlandse episcopaat (alle bisschoppen van de Rooms-katholieke kerk), dat haar gelovigen opriep zich niet met de NSB in te laten. Ook tijdens de oorlog hielden de kerken deze lijn vast. Zij trachtten rijkscommissaris Arthur Seyss-Inquart (die het bewind over Nederland voerde) te bewegen de sterilisatie van half-Joden niet uit te voeren, de gedoopte Joden niet te vervolgen en de onwettige, gedwongen arbeidsinzet van Nederlandse mannen naar Duitsland te staken.
  In Kampen waren het de Gereformeerde predikanten, J. de Waard, C. N. Impeta en C. B. Bavinck, die zich verzetten tegen de Duitse overheersing. Zij durfden het aan om op de kansel te bidden voor het Koninklijk Huis en (jonge) mannen op te roepen niet in Duitsland te gaan werken. Alle drie de dominees kwamen als straf voor hun gedrag in kamp Amersfoort terecht. Maar De Waard, Impeta en Bavinck, overleefden de oorlog. De Christelijk-Gereformeerde dominee Willem Ramaker, die ook fel gekant was tegen de nazi-leer, stierf aan een hartaanval toen hij vluchtte voor de Duitsers tijdens een razzia. Hij was pas 39 jaar oud en liet een vrouw en vier kleine kinderen achter, waaronder een baby.
  De Hervormde predikant M. D. Gijsman vond de moed om vanaf de preekstoel actie te ondernemen tegen de bezetter, wat dapper was, omdat de Hervormde kerk niet zo duidelijk stelling had genomen tegen de Duitsers, als de gereformeerden en katholieken. De Hervormde synode had in 1941  wel een formulier uitgegeven dat Hervormde predikanten tot leidraad kon dienen in hun gebed voor de koningin. Het stamde nog uit de tijd van de Reformatie (80-jarige oorlog tegen Spanje). De predikant die het aandurfde kon dan bidden voor ’de koningin die Gij over ons  aangesteld hebt en voor de bezettende macht die Gij over ons hebt toegelaten’. Hoewel de Hervormde kerk als geheel zich voorzichtig opstelde om geen aanstoot te geven aan de bezetter, deden de Kamper hervormde predikanten M. D. Gijsman en W. Willemse dit niet. Gijsman sprak zich  tegen de Duitse leer uit  en moest dan ook onderduiken. Ook Willemse was een moedig mens. De toen 13-jarige Rie Van Ommen was er getuige van dat bijvoorbeeld dominee Willemse zorgde voor een onderduikadres in Aalten voor haar oudste broer.
  Het was gemakkelijker voor de gelovigen om zich tegen de Duitse overheersing te verzetten als hun kerkleiders daarin het voortouw namen, zoals bij de rooms-katholieken. In hun kerken werd op 3 augustus 1941 door hun voorgangers een herderlijk schrijven voorgelezen, dus ook in de Buitenkerk in Kampen, waarin de kerk de onchristelijke maatregelen van de bezetter veroordeelde.
  Sandberg ging geregeld zelf op onderzoek uit. Hij bezocht, soms met zijn vrouw, diverse kerkdiensten om te controleren of predikanten opriepen tot verzet of anti-Duitse uitlatingen deden. Sandberg notuleerde alles in een schriftje, dat bewaard is gebleven. Mocht een predikant in zijn ogen over de schreef gaan, dan werd dit gerapporteerd aan de SD (Sicherheitsdienst), die dan de betreffende predikant oppakte. In het schriftje staat dat hij sommige preken lang vond  duren, zeker die gingen over het volk Israël in ballingschap. Sandberg begreep niet, dat de predikant met het volk Israël het onderdrukte Nederlandse volk bedoelde en met de onderdrukkende Babyloniërs de Duitse bezetting. Sandberg begreep evenmin de clou van de preek. Die hield in, dat, zoals de Israëlieten terugkeerden uit hun ballingschap, Nederland bevrijd zou worden van haar vijanden, waaronder Sandberg. In de oorlog vonden mensen steun aan hun geloof en waren de kerken vol. In de volgende  aflevering kunt u lezen hoe burgemeester Sandberg optrad om 2000 mannen te ronselen, die voor de bezetter moesten werken (graven). Zie ook www.ieterdtsieck.nl
 
 
De Brug VII  Sandberg de mensenjager

Dr. Iet Erdtsieck
In het jaar 1944 kreeg de bezetter steeds meer behoefte aan Nederlandse werkkrachten (mannen). Men had deze mannen nodig ten behoeve van de oorlogsindustrie en  voor het aanleggen van verdedigingswerken om de geallieerden tegen te houden. Immers op 6 juni 1944 was de landing geweest in Normandië en trokken geallieerde troepen op naar het noorden en oosten om Duitsland te verslaan. Ondanks dat de geallieerden in september 1944 tegengehouden waren ten zuiden van de grote rivieren, was de oorlog eigenlijk al beslist. Dat maakte dat de Duitse bezetter, ook in Kampen, wreed en  onvoorspelbaar optrad. Zeker toen de Nederlandse regering in ballingschap het spoorwegpersoneel de opdracht gaf om vanaf 17 september 1944 te staken. Dat had tot gevolg dat dwangarbeiders uit het westen via het IJsselmeer Kampen werden vervoerd, om elders te gaan graven.
  Zoals gezegd was er behoefte aan arbeidskrachten. De burgemeesters van de gemeenten werd opgedragen een aantal mannen te leveren. Sommige burgemeesters trachtten hier onderuit te komen, maar niet Sandberg. Deze bood uit zichzelf 2000 Kampenaren aan. Een extreem aantal, zijnde 10% van de Kamper bevolking.  Zelfs zijn partijgenoot Roest van Limburg zei, dat een aantal van 2000 het werk van een gek was. Toen zich onvoldoende mensen melden had dat tot gevolg dat er talrijke razzia’s werden uitgevoerd.
  Sandberg trachtte ook zelf zoveel mogelijk mannen aan te leveren. Hij ging zelfs met een megafoon achter potentiële dwangarbeiders aan en was zo gek en verblind dat hij allerhande affiches met dreigementen liet drukken waarop onder andere opstond:’Mijn geduld is ten einde’. Een zin die hij te pas en te onpas bezigde. De zin mijn geduld is ten einde, werd op een grimmige manier belachelijk gemaakt, toen ‘onverlaten’ op de rechtopstaande platen tegen het stadhuis, gelijkend op grafstenen, die tegen bominslag moesten beschermen, hadden geschreven: ‘Hier rust Sandberg zijn geduld was ten einde’.
  Toen ook de razzia’s niet voldoende mensenmateriaal opbrachten, werd een voorbeeld gesteld. Op 27 september 1944 hadden zich, ondanks herhaalde oproepen van de burgemeester, niet genoeg mannen gemeld om te graven. Als represaille  werden daarom drie mannen zonder proces in de tuin achter de Koornmarktkazerne, tegen de muur van de Prinsenstraat, doodgeschoten. Het waren de onderwijzer Egbert Altena, Pieter Cornelis Blokker en Johan Asuerus Vredeveld. Zij hadden geweigerd voor de Weermacht te graven. Voordat zij werden doodgeschoten mocht een van de mannen een gebed uitspreken. De drie mannen werden in stilte begraven. Hun vrouwen werd enkele dagen later opgedragen de (aardse) bezittingen van hun  mannen, af te halen. In de zakken van Egbert Altena zat een fluitje, waarschijnlijk gebruikte hij dat om zijn schoolkinderen te verzamelen. Van al deze zaken werd proces-verbaal opgemaakt. Elk jaar, op 4 mei, wordt de wrange dood van Altena, Blokker en Vredeveld herdacht. Ter herdenking aan hun verzet werd na de oorlog een plaquette in de Prinsenstraat geplaatst, dicht bij de plaats van hun executie.
  De geschiedenis zal zich herhalen. Op 8 oktober 1944 werden Jan Kool en Mathias Schreuder eveneens doodgeschoten. Op deze datum kwam men eveneens  niet aan het aantal arbeiders, die door Sandberg was toegezegd. Dus weer moest er een voorbeeld worden gesteld. Kool en Schreuder kwamen niet uit Kampen, maar waren met schepen aangevoerd uit het westen om voor de bezetter te werken. Zij werden zonder vorm van proces doodgeschoten. Ook voor hen kwam enkele jaren geleden een plaquette. Het is vooral aan de heer A. Mensink, die als 15-jarige jongen de executie hoorde, te danken dat er aandacht werd geschonken aan hun lot.
  In een latere aflevering komt het lot van de duizenden dwangarbeiders uit het westen, vooral uit Rotterdam, aan de orde. De volgende aflevering zal gaan over de rol van de Kamper politie tijdens de bezetting.  Zie ook www.ieterdsieck.nl
 
 
De Brug VIII Aanpassing burgemeester en politie

Dr. Iet Erdtsieck
De vraag is in hoeverre -in de eerste  oorlogsjaren-  burgemeester Herman Martinus Oldenhof en de Kamper politie onder leiding van commissaris Willem van der Drift, wilden gaan om aan de wensen van de bezetter tegemoet te komen.  Deze aanpassing (accomodatie) bleek voor de burgemeester en elke politieman anders te liggen. Noch de burgemeester noch de politie kon terugvallen op de regering, want die zat  Engeland.
Toen op  14 mei 1940 duidelijk werd dat Nederland de oorlog had verloren,  heeft burgemeester Oldenhof zijn burgers opgeroepen om zich ‘ordelijk, rustig en waardig te gedragen en elke wederrechterlijke daad na te laten. Tijdens de eerste        gemeenteraadsvergadering, na het uitbreken van de oorlog,  had de burgemeester overigens het lef om te bidden voor de koningin het einde van de  bezetting. En toch werkte Oldenhof mee aan Duitse maatregelen,  bijvoorbeeld om alle  Kamper scholen aan te schrijven om hun  Joodse leerlingen te registreren. Later  kregen  de hoofden  van scholen via hem  de opdracht de Joodse leerlingen niet meer toe te laten. De bezetter had namelijk bepaald dat na de zomervakantie van 1941, alle Joodse leerlingen naar aparte Joodse scholen moesten. In het geval van de Kamper  Jozeph (Jopie) en Sara Lina (Salientje) Vos werden dat scholen in Zwolle. Bij Oldenhof kwam het omslagpunt om niet te gehoorzamen toen hij, in 1942, weigerde om straten die genoemd waren naar nog levende leden van het Koninklijk Huis andere namen te geven. Daarop werd burgemeester Oldenhof in 1942 ontslagen, verbannen buiten de stad Kampen en later gearresteerd. Hij zat enige tijd in de strafgevangenis in Scheveningen.
    Nog moeilijker lag de zaak voor de politie. Een organisatie die per definitie gezagsgetrouw was (is). Zoals gezegd was de regering in Engeland en waren de politievakbonden opgeheven. Iedere politieman moest in wezen zelf zijn houding bepalen ten opzichte van de bevelen van de Duitsers. Dat was in de eerste plaats commissaris Willem  van der Drift. U hebt in een eerdere aflevering kunnen lezen hoe hij de NSB’ers  op 10 mei liet oppakken en met een vuurwapen bedreigde. De rollen waren nu omgekeerd. Daar trachtte Van der Drift tot 1942 het beste van te maken. Ook hij paste zich in zekere zin aan. Bij hem kwam het moment om zich te verzetten toen hij het portret van koningin Wilhelmina uit het politiebureau moest verwijderen. Van der Drift weigerde dit en werd ontslagen, daarna  dook de commissaris onder en verrichte zijn verzetsdaden onder een valse naam.
   Voor iedere individuele politieagent was de vraag hetzelfde: Tot hoeverre werk ik me? Voor agent Karel de Geus kwam dat  ogenblik toen hij nazistische lectuur moest lezen en voor Pieter Kapenga toen hij Joden van huis op moest halen. Kapenga  weigerde ‘zijn handen aan Gods volk te slaan’. Een weigering die hemzelf in het concentratiekamp zou brengen. Ook anderen politieagenten weigerden en werden gearresteerd of doken onder.  Maar er waren ook agenten die met de bezetter samen werkten en lid werden van de NSB, zoals opperluitenant Johan Boesveld (door Sandberg naar Kampen gehaald) en inspecteur Jan de Bruijn. Zij zullen na de oorlog door tribunalen of bijzondere gerechtshoven hun straf voor dit verraad ontvangen. Hun loon was gevangenschap, het verbod om een openbare functie  te bekleden en verlies van hun kiesrecht.
   Kamper politieagenten kwamen dus in Duitse concentratiekampen terecht, maar zij overleefden, behalve de jongste van het Kamper corps: Henk Brunt. Hij stierf in het kamp Oranienburg aan honger en uitputting.
   Ik heb dat alles uitgebreid beschreven -met naam en toenaam-  in mijn boek: Stad in oorlogstijd. Kampen onder het juk van NSB-burgemeester Sandberg, dat op 17april van dit jaar wordt gepresenteerd en dan ook te koop is. Het is op die datum, op de kop af, 70 jaar geleden dat Kampen werd bevrijd. Volgde keer vertel ik u over het treurig lot van de dwangarbeiders uit het westen. Zie ook www.ieterdtsieck.nl
 
 
De Brug IX Dwangarbeiders

Dr. Iet Erdtsieck
Na het gevecht in 1943 om Stalingrad waar de Russen de Duitsers terugsloegen  en na de landing van geallieerde troepen in Normandië op 6 juni 1944, waren de Duitsers in feite verslagen. Hitler en zijn vazallen traden nu steeds wreder op. Er waren steeds meer mannen nodig voor graafwerkzaamheden. Zij moesten versperringen opwerpen om de geallieerden tegen te houden. In Nederland was dat ook merkbaar. Er werden razzia’s in de grote steden, zoals Rotterdam, gehouden om mannen op te pakken.
  Ook  Kamper mannen werden opgepakt, zoals al eerder verteld. Nu kwamen daar de dwangarbeiders uit het westen bij. Zij kwamen met  tienduizenden, via het IJsselmeer, in Kampen terecht. Daarna gingen de dwangarbeiders op weg naar Duitsland. De weg over water werd genomen, omdat de spoorwegen staakten. De Nederlandse regering had in september 1944 namelijk opgeroepen dat alle werkers bij de spoorwegen hun werk moesten neerleggen (terwijl hun loon werd doorbetaald).  Om zo de bezetter tegen te werken.  
   Kampen werd een doorvoerhaven en de Van Heutszkazerne werd een pleisterplaats voor dwangarbeiders. Zij die in Kampen arriveerden hadden een verschrikkelijk reis  achter de rug. Verzetsman Wolter van der Kamp zag ze aankomen en schreef: ‘Dwangarbeiders –tallozen-  worden de kade opgejaagd als de schepen eindelijk zijn afgemeerd. Soldaten in lange gummi-jassen en met wollen wanten, geweer in de aanslag onder de arm, bewaken de weerloze schare en jagen de vrouwen terug, die met heete melk en soep en koffie en met boterhammen willen helpen. Zonder dekking tegen de ijzige buien, in jasje en kiel, velen, verstijfd en rillend en uitgehongerd na zeven dagen in een vochtig ruim, staan de slachtoffers gelaten bijeen. Zieken worden van boord gedragen en aan helpers van het Roode Kruis overgegeven –met afval bemoeit de Mof zich niet, daarvoor mogen we zelf zorgen’.
   En dat zorgen gebeurde ook door de Kamper bevolking onder leiding van de Kamper artsen, verpleegsters en vrijwilligers. Ook het onbekende 17-jarig meisje uit de binnenstad Tonny en haar vriendin Janny gaven zich op als helpster bij het Rode Kruis in een van de 10 noodziekenhuizen.
  Internist Willem Kolff had, naast de Kamper huisartsen, de supervisie over de zieken. Hij trachtte zoveel mogelijk en zo lang mogelijk mensen in de noodziekenhuizen te houden. Kolff moest daarvoor `gevechten’ leveren met Oberleutnant Ernst Baatz en burgemeester Sandberg. Voor de laatste koesterde Kolff een diepe afschuw. Kolff heeft op schrift gesteld hoeveel mannen en jongens  lange of korte tijd in Kampen verbleven. Hij komt op een totaal, tussen 8 oktober 1944 en 25 maart 1945, van 33.674 mannen. Het gaat dan over dwangarbeiders die te eten kregen, die zijn geteld. De mannen die direct weer uit Kampen vertrokken kregen niets. 
   De toestand in de Van Heutszkazerne was meer dan erbarmelijk. Dr. Kolff stelde daarom, op 30 januari 1945, in een rapport vol ingehouden woede, burgemeester Sandberg op de hoogste van de wantoestanden in kazerne. Mannen die onvoldoende kleding, schoeisel en dekens hadden. Van hen die geen schoenen hadden waren de voeten bevroren, want er was geen verwarming. Er heerste dysenterie. Veel mensen zaten onder de luizen. Het rapport van Kolff van Kolff schijnt Sandberg toch enigszins ongerust te hebben gemaakt, want hij maakte een (kladbrief), waarin hij zijn Duitse superieuren voorrekende  dat hij geen kans zag om 40.000 Arbeitsmänner (dwangarbeiders) eten te geven. Het is niet zeker of hij de brief verstuurde.
   En zo ging Kampen de laatste oorlogsmaanden in. Angstig en berooid. Een gemeenschap die zo arm was geworden, dat er van alles werd gestolen: heel veel persoonsbewijzen en heel veel bonkaarten, maar ook brandstoffen, levensmiddelen, dieren om te slachten en zelfs boterhammen. U kunt er uitgebreid over lezen in het boek Stad in oorlogstijd, dat op 17 april a.s. verschijnt.Volgende keer de berechting van Sandberg en  andere Kamper NSB’ers. Zie ook www.ieterdtsieck.nl    
De Brug X Vrede en Wraak
Op 17 april 1945 werd Kampen bevrijd. De mensen waren uitzinnig blij maar dorsten ook naar wraak.  Alle NSB’ers werden opgepakt, vrouwen en meisjes werden kaalgeschoren en verzetstrijders vertoonden zich in het openbaar. De berechting van alle NSB’ers zal nog een jaar op zich laten wachten. Tot die tijd verbleven de meesten van hen in de Van Heutszkazerne en hun kinderen in het Weeshuis.
Burgemeester Sandberg werd opgepakt. Daar zijn foto’s van. De man die Kampen zoveel angst had aangejaagd, was nu een verslagen man geworden. Volgens een mondelinge bron werd hij in eerste instantie naar het politiebureau gebracht waar verschillende Kampenaren hem in zijn cel hebben bekeken. Schriftelijke bronnen verhalen hoe Sandberg maanden lang in de Van Heutszkazerne was geïnterneerd. Later zat hij gevangen in het werkkamp de Harskamp, kamp Westerbork en de strafgevangenis in Scheveningen.  Zijn tweede vrouw scheidde van hem. Pas in 1947 kwam Edward Sandberg voor het eerst voor zijn rechters. Deze gaven hem 10 jaar, terwijl het Openbaar Ministerie (OM) 20 jaar eiste. Het OM ging in beroep en uiteindelijk werd Sandberg tot 13 jaar veroordeeld. Hij toonde weinig berouw  over zijn daden en gaf zijn ouders de schuld. Die hadden gezegd dat hij bij de NSB moest gaan. Sandberg zette na zijn vrijlating een rijschool op, trouwde nogmaals en werd erg oud.   
   Ook andere NSB’ers toonden bij hun rechtsgang weinig spijt. Zij ontkenden hun daden of gaven anderen de schuld. Maar een enkeling gaf toe lid van de NSB te zijn geworden, om er financieel beter van te worden. Ieder gunde het de NSB’ers dat zij zwaar werden gestraft. Dat uitte zich onder andere door meisjes en vrouwen kaal te knippen die met de bezetters ‘vleselijke omgang’ hadden gehad, al was dat natuurlijk moeilijk te bewijzen De ingestelde zuiveringscommissie kwam met 70 verdachten, waarvan 32 vrouwen en meisjes overbleven die werden gestraft. Van de 32 vrouwen en meisjes werden er 15 kaalgeknipt. Er was sprake van willekeur. De kaalgeknipte vrouwen  kwamen niet uit de gegoede burgerij, maar veelal uit een achterbuurt. Het was een tijd van wraak. Ook werd er veel van NSB’ers gestolen, wat niet als een echt vergrijp werd gezien. Als zowel de vader als moeder bij de NSB was geweest en beide ouders waren geïnterneerd kwamen de kinderen in het Weeshuis of bij pleegouders terecht. De kinderen werden later vaak gepest en het werd andere kinderen verboden met hen te spelen. Zij waren en zijn het kind van de rekening. Evenals de kinderen van verzetsstrijders, die hun vader hadden verloren en waarvan daardoor het gezin was ontwricht. 
    De vrede bracht ook duidelijkheid  over het lot van de mensen die in de oorlog  in kampen terecht waren gekomen. De verzetskrant Strijdend Nederland, die ook na de oorlog nog verscheen, berichtte wie terugkeerde en wie niet. Zo kwam Nelly van Helden terug uit het kamp Ravensbrück, maar overleefde haar broer Berend, bijgenaamd ‘de blonde’ het kamp  Oraniënburg niet. Politieagent Kapenga kwam thuis, maar politieklerk Henk Brunt was  van honger en uitputting gestorven. In de loop van de zomer van 1945 werd de lijst met oorlogsslachtoffers steeds langer. Van de Joodse gemeenschap zou niemand terugkeren in Kampen.  Het was wel vrede, maar niet iedereen was blij.
  De vrede bracht zorgen mee. Er bleef schaarste aan alles. Een ander zorg was de houding van jonge vrouwen en meisjes ten opzicht van hun Canadese bevrijders. Jonge vrouwen waren in hun ban en knoopten (seksuele) relaties aan. In Amsterdam waren rendez-vous huizen waar men voor ƒ10,- en een pakje sigaretten voor een uur een kamer kon huren. Zo erg zal het in Kampen niet zijn geweest, maar problemen gaf het wel, anders hadden predikanten vanaf de kansel niet gewaarschuwd voor deze ongewenste relaties.
  En daarmee eindig ik de verslagen over Stad in Oorlogstijd. Kampen onder het juk van NSB-burgemeester Sandberg.   

Share by: